Neerslag valt uit wolken die gevormd zijn door condensatie van afgekoelde waterdamp.
Wolken bestaan uit wolkenelementen, kleine waterdruppeltjes en ijskristallen.
Door de geringe massa zweven deze min of meer en worden vooral meegevoerd door de luchtstromen.
De valsnelheid is dusdanig laag dat het enkele dagen kan duren voordat het aardoppervlak bereikt wordt, zodat het dan zeer waarschijnlijk al verdampt is.
Dat er toch neerslag valt, komt door het samenvloeien van wolkenelementen (waterdruppeltjes en ijskristallen) waardoor neerslag gevormd wordt.
Als de wolkenelementen verschillend van gewicht zijn, zullen zij met verschillende snelheden vallen, waardoor zij in botsing met elkaar kunnen komen.
Na de resulterende samenvloeiing heeft de druppel een groter gewicht en hogere valsnelheid.
Bij een voldoende grote wolk kunnen zo regendruppels ontstaan die door de wolkenbasis heen vallen en het aardoppervlak bereiken.
|